sábado, 21 de julio de 2018

Vlaams?



Om aan te vangen, vandaag is het 21 Juli, de nationale belgische feestdag, dus ik hoop dat alle Belgen, vlamingen of walen dit #tousensemble vieren.

Met veel genoegen heb ik tijdens de afgelopen Mondiale gekeken naar de matchen van de Rode Duivels, mijn voormalige zuiderburen. Het was wel een malheur dat ze net niet de finale gehaald hebben, ze waren er gans dichtbij, maar het team heeft wel het verdeelde land fier gemaakt en da is goed voor België en wellicht ook voor het vlaamse vocabulaire.

Mijn dorp in Gelderland, ligt veel dichter bij Duitsland (minder dan 25 KM) dan bij de grens met Vlaanderen, anders gezegd, iek zou waarschijnlijk meer affiniteit met het vlaams hebben als mijn geboorteprovincie Zeeland, Brabant of Limburg zou zijn.

In 1984 was ik met mijn ouders en broerkes op reis naar noordwest Frankrijk en dan komt ge met het voituurke natuurlijk over de A14/E17 waar ge dan de roodwitte kilometerpaaltjes ziet, maar ik was natuurlijk nog maar een petit garçon dus ik weet daar nie veel meer van.

Ik kende niks van België eigenlijk, maar opeens bekwamen we op de lagere school geografie, eerst van onze eigen provincies en daarna van Europa. Zodoende leerden wij dat onze zuiderburen ook een frans deel hebben, en dat het land zich in 1830 van Nederland afsplitste.
 Heel veel later, op het havo verwittigde onze lerares frans: Als je in Brussel bent zul je je niet altijd kunnen redden met Nederlands c.q. Vlaams, dus daarvoor is het frans belangrijk.
Onze vakanties, wij brachten ze nooit door in Vlaanderen, noch in Wallonië. Misschien omdat mijn moeke het nooit echt plezant vond, maar meer omdat we liever ergens in een bergachtig gebied (Oostenrijk bijvoorbeeld) zaten.

Cultureel gezien is het natuurlijk prachtig allemaal. Fijne pralinen, biertjes die nergens anders in de wereld zo lekker en gevarieerd zijn en een grens die midden door het land heenloopt, de taalgrens.
In de herst van 1997 heb ik een blauwe maandag in een belgisch grensdorp gewoond in het kader van een studie in Maastricht. Ge hebt daar, in het westen,  drie belangrijke grensovergangen naar vlaamse dorpen die veel nederlandse inwoners hebben: die van Lanaken, Veldwezelt en Vroenhoven. Je ziet meteen de verschillen, want de weg is geen straatweg of rijksweg, allez non, het is een steenweg of chaussee.

Op het eerste grote kruispunt ruim een kilometer van de grens ligt dan de (steen)weg naar Lafelt (waar ik woonde), Kesselt met zijn steenfabriek en Veldwezelt. Wat ge als eerste ziet op dat kruispunt, amai, een authentiek frietkot voor als ge eens geen goesting hebt om te cuisineren…   

 Het vlaams heeft, zeker in nederlandse optiek, veel woorden van het Frans geleend en enigszins aangepast. Dit is niet gans vreemd gezien het feit dat het Frans en Waals in zuid-oost Belgie de voertalen zijn. In Brussel kan het gebruikelijk zijn dat men daar in het stadsdialect een zin half Nederlands en half Frans gebruikt, met alle desastreuse grammaticale fouten als gevolg.
 Ook het Nederlands is beslist niet vies van frans vocabulair, allez da krijgt ge na die franse overheersing van een paar eeuwen geleden. Maastricht zelf heeft de ambiance van een belgische stad.
In dat gebied is er feitelijk een soortement van drielandenpunt. Niet dat van Vaals, maar daar waar Belgisch Limburg (Vlaanderen) en de provincie Luik (Wallonie) samen tegen Nederlands Limburg “botsen”.

Gaat ge van Maastricht naar het westen, dan weet ge waar ge komt, in Belgisch Limburg. Maar neem eens de A2 naar het zuiden c.q. een normale weg en rij dan onder Eijsden la Belgique binen bij Visé. Ik ben toen eens naar Liège gegaan met de trein en daar is het al gans moeilijk om iemand te vinden die nog Nederlands spreekt. En dan is er ook nog de Voerstreek, een stukje Belgisch Limburg omklemd door de provincie Luik, waar een dikke dertig jaar geleden ook de nodige onrust was omtrent de taalkwestie.
Afgezien van vlaams en frans is er natuurlijk ook nog Duitstalig Belgie, land wat Duits was maar een kleine eeuw geleden aan Belgie toekwam, en wij hebben samen met de Belgen het bizarre Baarle Nassau / Baarle Hertog met zijn vreemde grenzen.

Vlak na de 2e wereldoorlog is een briljante Vlaming begonnen met een nu nog immer beroemde stripserie. Willy Vandersteen schreef en tekende verscheidene Suske en Wiske strips die ook nu nog altijd plezant zijn om te lezen. In 1972 geeft hij zijn “crayon” over aan Paul Geerts. In de strip kom je hier en daar personages tegen die andere talen spreken of heel creatief zijn met hun frans-nederlands-vlaamse mélange van zinsbouw. De Zwarte Madam is hier een goed voorbeeld van en ook Nanette in de Klankentapper. Zij is erg aimabel tegen Suske, gebruikt haar Nederlands in een franse constructie en Wiske is in dit album nogal jaloers. In de Kaartendans gebruikt Wiske het frans. De meeste albums zijn verkrijgbaar in een franse versie.
Ge leert er heel erg veel van omdat er heel veel onderwerpen gaan over zaken die in het verleden gebeurden, zodat “nos amis” in veel avonturen al of niet stiekem zich de toegang verschaffen tot het lab van de teletijdmachine en soms zelfs een somnifere koffie aan Barabas schenken. Ook ziet ge dat de strip die nu ruim 70 jaar oud is met de tijd meegaat, maar de meeste lezers blijven toch wel de oude “nostalgische” albums meer apprecieren.

Daar ik toch altijd al een talenknobbel heb gehad interesseerde het vlaams mij dus ook. Niet dat ik het echt geleerd heb natuurlijk, er is heden ten dage genoeg informatie te vinden om seffens rap een lijstke in uw tête te stampen. Belgie is natuurlijk sowieso het Walhalla van de (europese) strips, denkt ge eens aan deze figuren:
De Smurfen van Pierre Culliford
Lucky Luke van Maurice de Bevere
Kuifje van Hergé
Guust Flater van André Franquin

Waar je als Nederlander natuurlijk makkelijk vlaams mee kan leren, da is met Urbanus. Woorden zoals kurieuzeneus, kamion, een tourné general, oorkuiserke en vele anderen worden in zijn strips aangegeven met een * en het nederlandse equivalent erbij.
Andere opties om iets meer inzicht te krijgen in het vlaams, ge kunt gaan werken met belgische collega´s. Zij zijn vrijwel altijd ook goed met de Franse taal en het is altijd gezellig om een vrijdagmiddagborrel met die gasten te doen of om seffens een pintje te vatten.

Ge woont daar (in Vlaanderen) nie in een studentenhuis, maar uw kamer is een kot, vergelijkbaar met een kippenhok, dat is een poelkot of de reeds eerder genoemde friterie (het frietkot). Ge maakt uw woonkamer niet schoon, maar zorgt ervoor dat uw living proper is. Niet middels schoonmaken maar door te kuisen. Een situatie is in Nederland vervelend maar bij onze zuiderburen is het ambetant (embêtant).
Een jongedame is daar een “mammezelleke” (overduidelijk van het franse mademoiselle), in plaats van herrie en onrust maakt ge ambras.

Als ge in de ochtend uw kopje, awel nee ik ben abuis, uw tas koffie drinkt dan leest ge er natuurlijk geen krant en ook geen journal bij, maar een gazet, zoals die van Antwerpen of de Morgen.

Allez, het is natuurlijk merveilleux om met uw voituur en caravan over de Autoroute de Soleil naar Zuid Frankrijk te rossen. Maar geef Belgie een kans het is er zo leuk om in Brugge of Gent bootje te varen en dan een lekker kriekje of een tripel te drinken.   

No hay comentarios: